
Jurisprudentie
BB7289
Datum uitspraak2007-11-07
Datum gepubliceerd2007-11-07
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701634/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-07
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701634/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 11 augustus 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (hierna: het college) appellant geweigerd een lichte bouwvergunning te verlenen voor het vernieuwen van kozijnen van de woning aan de [locatie] te 's-Hertogenbosch (hierna: de woning).
Uitspraak
200701634/1.
Datum uitspraak: 7 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/1534 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 januari 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 augustus 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (hierna: het college) appellant geweigerd een lichte bouwvergunning te verlenen voor het vernieuwen van kozijnen van de woning aan de [locatie] te 's-Hertogenbosch (hierna: de woning).
Bij besluit van 31 januari 2006 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 januari 2007, verzonden op 24 januari 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 5 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 3 april 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 4 juni 2007 heeft het college van antwoord gediend.
Voor en na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 oktober 2007, waar appellant, in persoon, en bijgestaan door mr. R.E. Izeboud, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.W.G.M. Christophe, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan betreft het vervangen van de oorspronkelijk houten kozijnen van de woning door kunststof exemplaren.
2.2. Het hoger beroep beperkt zich tot de vraag of het college terecht de gevraagde lichte bouwvergunning heeft geweigerd wegens strijd met redelijke eisen van welstand.
2.3. Ingevolge artikel 12a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Woningwet stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die burgemeester en wethouders toepassen bij hun beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 12a van de Woningwet heeft de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch (hierna: de gemeenteraad) op 22 juni 2004 een welstandsnota vastgesteld. Blijkens deze nota is de woning gelegen binnen het welstandsgebied ‘t Zand en Vughterpoort, dat is aangewezen als bijzonder welstandsgebied en beschermd stadsgezicht. Ten aanzien van dit gebied, waarvoor een bijzonder welstandsniveau geldt, bepalen de zogeheten sneltoetscriteria van de welstandsnota, voor zover thans van belang, dat materiaal- en kleurgebruik aansluiting dienen te vinden bij de bestaande woning/architectuur of tijdsbeeld van de oorspronkelijke bouw, de reeds aanwezige materialen en kleuren van het hoofdgebouw. Tevens geldt dat behoud en herstel van de oorspronkelijke architectuur, detaillering en materiaalgebruik en de samenhang daartussen leidraad dient te zijn, maar alleen voor wat betreft de plaatsing, de vorm, de maatvoering, het materiaalgebruik en de kleur.
2.4. De welstandscommissie van ’s-Hertogenbosch (hierna: de welstandscommissie) heeft op 11 augustus 2005 een negatief advies uitgebracht. Appellant heeft op 2 november 2005 een positief contra-advies ingediend dat is opgesteld door architect ir. R.A.W. van Gemert (hierna: Van Gemert). De welstandscommissie heeft in reactie hierop op 4 januari 2006 opnieuw een negatief advies uitgebracht. Het college heeft doorslaggevende betekenis toegekend aan de negatieve adviezen van de welstandscommissie en heeft, onder verwijzing hiernaar, de bouwvergunning geweigerd.
2.5. Appellant betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de welstandsadviezen die zijn uitgebracht door de welstandscommissie zodanige gebreken vertonen dat het college deze niet aan de beslissing op bezwaar ten grondslag had mogen leggen. Daartoe voert appellant aan dat in deze welstandsadviezen er ten onrechte van wordt uitgegaan dat de zogenoemde sneltoetscriteria van de welstandsnota zich verzetten tegen het vervangen van houten door kunststof kozijnen. Voorts betoogt appellant dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat in het geval van appellant niet gebleken is van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan het college zou moeten afwijken van het in de welstandsnota neergelegde beleid.
2.5.1. In het advies van 4 januari 2006 heeft de welstandscommissie aangegeven dat het aanzien en de detaillering van de door appellant beoogde kunststof kozijnen niet gelijkwaardig zijn aan de oorspronkelijke houten kozijnen waardoor niet voldaan wordt aan het vereiste in de welstandsnota dat behoud en herstel van oorspronkelijk materiaalgebruik leidraad dient te zijn. Anders dan appellant betoogt, heeft de welstandscommissie uit de welstandsnota terecht afgeleid dat deze slechts vervanging van houten kozijnen voorstaat. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat de welstandsadviezen in strijd zijn met de welstandsnota en dat het college die adviezen niet aan de beslissing op bezwaar ten grondslag heeft mogen leggen.
Voor het oordeel dat er van aantasting van het oorspronkelijke gevelbeeld door het bouwplan geen sprake zal zijn, bestaat geen grond. De omstandigheid dat naar appellant heeft gesteld meer panden in de directe omgeving van de woning niet meer de oorspronkelijke kozijnen hebben, leidt niet tot dat oordeel. Het college heeft ter zitting genoegzaam aannemelijk gemaakt dat deze kozijnen, behoudens één geval dat nog wordt onderzocht, voor 1999 zijn aangebracht. Sinds 1999 wordt strikt vastgehouden aan het beleid dat in beschermd stadsgezicht geen kunststof kozijnen worden toegestaan. De Afdeling acht dit niet onredelijk.
2.5.2. De door appellant genoemde omstandigheden, vermeld in het contra-advies van Van Gemert, dat kunststof kozijnen onderhoudsarm en minder kwetsbaar zijn en een hogere isolatiewaarde ten aanzien van geluid en energie bieden dan houten kozijnen, betreffen niet dermate bijzondere omstandigheden dat die aanleiding zouden moeten geven tot het oordeel dat het college de bouwvergunning niettemin had moeten verlenen. Ook de door appellant aangevoerde omstandigheid dat hij in verband met zijn gezondheidstoestand baat heeft bij kunststof kozijnen omdat die meer bescherming bieden tegen stofdeeltjes dan houten kozijnen, leidt niet tot dat oordeel.
2.5.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college zijn besluit op goede gronden heeft genomen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Roelfsema
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2007
58-543.